In GarageBand kunt u effecten wijzigen en aan opgenomen sporen toevoegen zodat ze op elkaar aansluiten en elkaar aanvullen. Sporen mixen is de laatste stap voordat u audioprojecten exporteert en deelt met leerlingen, ouders of collega’s.
Stel het volume in voor elk spoor. Sleep de volumeschuiknop in het spoorlabel naar links of rechts om het geluidsniveau te verhogen of te verlagen.
Stel de balans tussen de linker- en rechterspeakers af. Sleep de pan-knop omhoog of omlaag om de knop naar links of rechts te draaien.
Gebruik de knoppen ‘Geluid uit’ en ‘Solo’ om uw mix te verfijnen. Klik op de knop ‘Geluid uit’ knop om geluid uit te zetten om een spoor tijdelijk uit te schakelen bij het afspelen. Klik op de knop ‘Solo’ soloknop om alle andere sporen uit te schakelen en één spoor solo te beluisteren. Dit kan helpen bij het instellen van de niveaus voor alle sporen.
Open het Smart Controls-paneel. Klik op de Smart Controls-knop Smart Controls-knop in de regelbalk.
Voeg effecten toe. Klik op het driehoekje in het gedeelte ‘Plugins’ aan de linkerkant van het Smart Controls-paneel. Versleep de schuifknoppen ‘Masterecho’ en ‘Mastergalm’ om te horen hoe het geluid verandert.
Laat het geluid uitfaden. Kies ‘Mix’ > ‘Maak fade uit van volume op hoofduitvoer aan’ om het geluid aan het einde van uw project geleidelijk te laten uitfaden.
Neem onderdelen van een toneelstuk of sketch op met aparte sporen. Mix de sporen zodat alle stemmen even duidelijk hoorbaar zijn en voeg vervolgens effecten toe om de eigenschappen van de personages te benadrukken.
Voeg tijdens het mixen van een project effecten als galm en echo toe om stemmen te laten klinken alsof ze zijn opgenomen in verschillende omgevingen, bijvoorbeeld in een grote zaal of diepe kloof.
U kunt nieuwe geluiden en nog meer effecten aan uw projecten toevoegen met extra plugins, die Audio Units worden genoemd. Op uw computer zijn mogelijk al bepaalde Audio Units geïnstalleerd. Extra Audio Units zijn beschikbaar via andere bronnen.
Lees meer over het gebruik van plugins